overzichtsartikelen

Nieuwe behandelingen voor patiënten met een hoogrisiconeuroblastoom

NTVO - 2013, nummer 1, february 2013

drs. K.C.J.M. Kraal , dr. M.M. van Noesel , prof. dr. H.N. Caron , dr. G.A.M. Tytgat

Samenvatting

Neuroblastoom (NBL) is de meest voorkomende extra-craniale solide tumor op de kinderleeftijd. Per jaar krijgen ongeveer 20–25 kinderen in Nederland een NBL. De piekincidentie is 0–4 jaar, met een mediane leeftijd van 23 maanden. Het hoogrisico-NBL had tot voor kort een slechte prognose (overleving 30–40%). Met de toevoeging van immuuntherapie aan de hoogrisico-onderhoudsbehandeling is de overleving met 20% gestegen.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:11–9)

Lees verder

Nieuwe inzichten in behandeling van kinderen met Neuroblastomen

NTVO - 2013, nummer 1, february 2013

prof. dr. P.M. Hoogerbrugge

(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:10)

Lees verder

Herbestraling gecombineerd met hyperthermie als behandeling voor radiatiegeassocieerde sarcomen

NTVO - 2013, nummer 1, february 2013

drs. M. de Jong , dr. S.B. Oei , dr. G. van Tienhoven

Samenvatting

Doel: Het evalueren van de rol van herbestraling in combinatie met hyperthermie voor radiatiegeassocieerde sarcomen (RAS) van de thoraxregio, een zeldzame tumor met een slechte prognose.

Patiënten en methoden: Van 2003 tot en met januari 2012 werden 21 patiënten met een RAS behandeld in het Academisch Medisch Centrum en het Instituut Verbeeten met herbestraling en hyperthermie. Bij 17 patiënten werd de behandeling gegeven vanwege irresectabele ziekte. Vier patiënten werden adjuvant behandeld na resectie. Mediaan was het interval tussen bestraling voor de oorspronkelijke maligniteit en het ontstaan van RAS 108 maanden (range 42–212). Histologie was in 86% van de gevallen een angiosarcoom.

Resultaten: De mediane overleving was 19 maanden (range 5–204). Bij 4 patiënten kon de respons niet worden beoordeeld. Bij de overige 17 patiënten was het responspercentage 88% (10 complete remissie, 5 partiële remissie). Vijf van deze patiënten (29%) bleven lokaal ziektevrij tot overlijden (na respectievelijk 5, 7 en 40 maanden) of tot laatste follow-up (35 en 62 maanden).

Conclusie: Herbestraling in combinatie met hyperthermie is een goed uitvoerbare behandeling, met een hoog responspercentage en de mogelijkheid van langdurige lokale controle.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:3–9)

Lees verder

Diagnose en behandeling van radiatiepneumonitis

NTVO - 2012, nummer 8, december 2012

dr. G.R. Borst , dr. M.M. van den Heuvel , dr. J.S.A. Belderbos

Samenvatting

Radiotherapie is een belangrijke behandelingsmodaliteit bij thorax-, borst- en hematologische maligniteiten. Een bijwerking van een thoracale bestraling is radiatiepneumonitis. Er zijn in de klinische praktijk gevalideerde modellen voorhanden om de kans te voorspellen dat een radiatiepneumonitis optreedt. De diagnose ‘radiatiepneumonitis’ is echter een moeilijke diagnose door de vaak aanwezige pre-existente pulmonale comorbiditeit en de weinig specifieke klachten bij presentatie. Dit leidt vaak tot een niet eenduidig diagnostisch traject. Ook over de behandeling van radiatiepneumonitis bestaat geen eenduidige richtlijn. De bedoeling van dit artikel is om een advies te geven voor zowel de diagnose als de behandeling van radiatiepneumonitis.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2012;9:344–9)

Lees verder

Focale behandeling van colorectale levermetastasen en andere leverafwijkingen

NTVO - 2012, nummer 8, december 2012

dr. D.J. Grünhagen , prof. dr. J.N.M. IJzermans

Samenvatting

De behandeling van focale leverafwijkingen in het algemeen, en colorectale levermetastasen in het bijzonder, is complex en veelzijdig. Veelal bestaat de behandeling uit een combinatie van verschillende modaliteiten, zowel systemisch als focaal. Dit artikel geeft een overzicht van de focale behandelmogelijkheden van leverafwijkingen.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2012;9:350–6)

Lees verder

Ontwikkelingen op het gebied van urologische chirurgie bij het spierinvasieve blaascarcinoom

NTVO - 2012, nummer 8, december 2012

prof. dr. S. Horenblas

Samenvatting

Een aantal vernieuwingen markeert de recente ontwikkelingen in de chirurgische behandeling van spierinfiltrerende blaaskanker. Allereerst het bewezen overlevingsvoordeel van neoadjuvante chemotherapie. Ten tweede de opkomst van de minimaal invasieve chirurgie in de vorm van de laparoscopie en de laparoscopische geassisteerde robotoperaties. Hoewel nog niet onomwonden is aangetoond dat hiermee betere resultaten worden geboekt, zijn de voortekenen gunstig. Een andere ontwikkeling is de rol van de lymfeklierdissectie en de kennis van het anatomisch gebied dat moet worden verwijderd. De lymfeklierdissectie kan bij beperkte metastasering een curatieve ingreep zijn. Ten slotte de rol van de centralisatie. Voor het eerst is nu ook in Nederland duidelijk geworden dat ziekenhuizen met een hoog volume betere postoperatieve mortaliteitscijfers hebben dan ziekenhuizen met een laag volume.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2012;9:338–43)

Lees verder

Centralisatie van chirurgische behandeling van oesofaguscarcinoom in de VIKC-regio Oost-Nederland

NTVO - 2012, nummer 7, november 2012

drs. F. van Workum , dr. R. van Eekeren , dr. F.J.H. van den Wildenberg , dr. J.J. Bonenkamp , prof. dr. J.H.W. de Wilt

Samenvatting

Er is voldoende bewijs dat er voor hoogcomplexe chirurgische ingrepen een verband bestaat tussen expertise en morbiditeit. Als reactie hierop is de chirurgische behandeling van oesofaguscarcinomen in Nederland de afgelopen jaren gecentraliseerd. In deze studie wordt de centralisatieprocedure in de regio Oost-Nederland van de Vereniging van Integrale Kanker Centra (VIKC) beschreven en worden de resultaten hiervan besproken.

Van juni 2005 tot maart 2008 namen 5 ziekenhuizen in deze regio deel aan centralisatie van oesofaguscardiaresecties. Patiënten die tussen januari 2000 en juni 2005 (n=174) een oesofaguscardiaresectie ondergingen (groep 1, vóór centralisatie) werden vergeleken met patiënten die tussen maart 2008 en mei 2009 (n=61) werden geopereerd (groep 2, ná centralisatie). De centralisatieprocedure nam 3 jaar in beslag, mede doordat de participerende partijen verschillende belangen hadden waarover werd onderhandeld. Het gemiddelde aantal geopereerde patiënten nam toe van 7 in de 5 ziekenhuizen vóór centralisatie tot 54 in het Slokdarm Centrum Oost-Nederland ná centralisatie. Het peroperatieve bloedverlies daalde van 1.250 naar 575 ml (p<0,001) en het aantal gevonden lymfeklieren steeg van mediaan 8 naar 11 (p<0,001). Het percentage postoperatieve pneumonieën nam af van 39% naar 23% (p=0,03). De mediane opnameduur op de intensive care en de mediane totale opnameduur daalde respectievelijk van 3 naar 2 dagen (p=0,02) en van 16 naar 10 dagen (p<0,001). De tweejaarsoverleving nam toe van 44% vóór tot 54% ná centralisatie (p=0,10).

Concluderend kunnen belangen van zowel verschillende ziekenhuizen als verschillende medische disciplines een centralisatieproces compliceren. De centralisatie van chirurgie voor patiënten met een oesofaguscarcinoom heeft in de regio van het VIKC Oost-Nederland direct na de implementatie geleid tot een significant lagere morbiditeit en een betere overleving.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2012;9:298–306)

Lees verder