NTVO - 2013, nummer 7, november 2013
L. Daeter , drs. T. van der Hooft-Leemans
Patiënten met prostaatkanker ervaren na hun behandeling vaak erectiestoornissen en urine-incontinentie, leidend tot psychische en sociale klachten. Psychosociale ondersteuning voor deze problemen is beschikbaar. Toch maken deze patiënten weinig gebruik van de bestaande voorzieningen. Er is onderzocht welke factoren het zoeken van hulp bevorderen, te weten of het zoeken van psychosociale ondersteuning samenhangt met de behoefte aan ondersteunende psychosociale zorg, de attitude ten opzichte van die steun, de sociale steun bij het zoeken daarnaar en of men zichzelf in staat voelt die zorg te zoeken. Daarbij werd ook de invloed onderzocht van angst, depressie, biografische en medische factoren, eerder gebruik van hulp en de evaluatie van die hulp. Er is een vragenlijst voorgelegd aan patiënten die zijn benaderd via urologen uit de regio Rotterdam, een voorlichtingsbijeenkomst, de website van de Prostaatkankerstichting, een lokale krant en stichting De Vruchtenburg (instelling voor psychosociale oncologische zorg in Rotterdam). Door 87 patiënten is een digitale of papieren vragenlijst ingevuld. Multipele regressieanalyse wijst uit dat de intentie tot het toekomstig gebruik van psychosociale zorg hoger ligt in het geval van meer psychologische en fysieke behoeften aan steun en meer gevoelens van depressie. Een vijfde is niet tevreden over de ontvangen voorlichting in ziekenhuizen, terwijl een derde van de mannen behoefte heeft aan informatie van experts over hun problemen. Oncologen en oncologie/urologieverpleegkundigen kunnen met deze informatie patiënten beter doorverwijzen naar gepaste ondersteunende zorg, terwijl zorginstellingen en professionals deze informatie kunnen gebruiken om interventies te ontwikkelen gebaseerd op de behoeften en wensen van deze groep prostaatkankerpatiënten, waardoor meer mannen met prostaatkanker profijt hebben van de aangeboden begeleiding.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:273–9)
Lees verderNTVO - 2013, nummer 7, november 2013
drs. W.M. Bakker , drs. V.E.A. van Bruggen , dr. F.A.L.M. Eskens , drs. J.W. Mens , G.W. Venn-de Bruin MSc, dr. P.W. Plaisier
Doel: Onderzoeken of het door de multidisciplinaire algemene oncologiebespreking gegeven behandeladvies in het Albert Schweitzer Ziekenhuis daadwerkelijk wordt gevolgd.
Opzet: Retrospectief statusonderzoek.
Methode: Van alle in 2006 besproken casus werd het advies teruggezocht en werd in de status nagegaan in hoeverre dit advies werd gevolgd.
Resultaten: Van 13 van 994 gegeven adviezen (1%) was geen follow-up bekend. Van de overige 981 geformuleerde adviezen werd in 892 gevallen (90%) aangegeven dat het advies was gevolgd. Bij 89 adviezen (9%) werd aangegeven dat het advies niet was gevolgd; bij 34% gebeurde dit op verzoek van de patiënt, bij 2% op verzoek van de behandelend arts. Bij 34% van de nietgevolgde adviezen was de conditie van de patiënt oorzaak van het niet volgen van het gegeven advies, bij 12% vond verdere behandeling plaats in een ander ziekenhuis. Bij 13% van de niet-gevolgde adviezen was geen reden hiervoor terug te vinden. In het geval van gastroenterologische en urologische tumoren werd procentueel iets vaker afgeweken van het gegeven advies.
Conclusie: Het in een multidisciplinair overleg gegeven behandeladvies voor oncologische patiënten wordt in een zeer ruime meerderheid gevolgd. Voor het overgrote deel van de gevallen waarbij het advies niet wordt gevolgd, kan een plausibele verklaring worden gevonden. Redenen om af te wijken van het gegeven advies worden soms onvoldoende vastgelegd. Afwijken van het gegeven advies dient daarom beter te worden gedocumenteerd en teruggekoppeld naar het multidisciplinair overleg. Een betere inschatting van de conditie van de patiënt en/of het te verwachten beloop van de oncologische aandoening tijdens de bespreking moet er toe leiden dat het advies ook daadwerkelijk kan worden gevolgd.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:267–71)
Lees verderNTVO - 2013, nummer 7, november 2013
dr. M.M. van den Heuvel
Er zijn grote stappen gemaakt in de ontwikkeling van immuuntherapie bij solide tumoren zoals het niet-kleincellig longcarcinoom (NKCLC). Steeds meer interventiestudies tonen de potentie van immuuntherapie. Met name onderzoek naar medicatie die ingrijpt op de zogenoemde ‘immune checkpoints’ is veelbelovend. Vroegefasestudies tonen mooie resultaten met langdurige ziektecontrole bij een significant deel van het NKCLC-patiëntencohort. Gerandomiseerde gecontroleerde studies vinden heden plaats.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:262–6)
Lees verderNTVO - 2013, nummer 6, september 2013
dr. D.J. Richel , dr. H. Wilmink
Het pancreascarcinoom heeft een hoge kankergerelateerde mortaliteit, met een vijfjaarsoverleving van minder dan 5%. De enige curatieve behandeling is chirurgie, maar bij presentatie blijkt minder dan 25% van de patiënten voor operatie in aanmerking te komen. De prognose is slecht en sinds de introductie van gemcitabine meer dan 10 jaar geleden, is er eigenlijk nauwelijks vooruitgang geboekt in de behandeling van het lokaal uitgebreide of gemetastaseerde pancreascarcinoom. Factoren die een belangrijke rol spelen bij deze chemotherapieresistentie zijn het desmoplastische stroma dat de pancreaskankercellen omringt en de geringe vascularisatie van de tumor, waardoor in de tumor geen optimale cytotoxische concentraties van chemotherapie kunnen worden bereikt. Bovendien zijn er steeds meer aanwijzingen dat het tumorstroma niet alleen een mechanische barrière vormt, maar ook een dynamisch compartiment is dat een rol speelt bij tumorvorming, progressie en metastasering van de ziekte. Door nu de behandeling te richten op dit stroma, zou mogelijk de effectiviteit van de cytotoxische behandelingen kunnen worden verbeterd. Op dit moment zijn er verschillende op dit stroma gerichte middelen in klinische ontwikkeling. Een hiervan is nab-paclitaxel (Abraxane®), een aan albumine gebonden formulering van paclitaxel. Nab-paclitaxel bindt aan het extracellulaire matrixeiwit SPARC, wat in verhoogde mate tot expressie komt in het stroma van pancreascarcinomen. Preklinische studies hebben aangetoond dat gelijktijdige behandeling met nab-paclitaxel en gemcitabine resulteert in afname van het stroma van de tumor, een verhoogde tumorvascularisatie en een verhoogde intratumorale gemcitabine-concentratie met uiteindelijk toegenomen tumorregressie in vergelijking met behandeling met beide middelen afzonderlijk. Bewijs voor dit preklinische synergistische effect van nabpaclitaxel en gemcitabine wordt ook gezien in klinische studies.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:226–31)
Lees verderNTVO - 2013, nummer 6, september 2013
prof. dr. V.T.H.B.M. Smit , dr. T. Bosse , dr. R.A. Nout
Endometriumcarcinoom is de meest voorkomende gynaecologische maligniteit in de westerse wereld met in Nederland een incidentie van ongeveer 17 per 100.000 vrouwen per jaar. Hoewel de meeste patiënten (75–80%) zich presenteren in een relatief vroeg stadium (FIGO I–II) en daarmee ook een goede prognose hebben, is er nog steeds ruimte voor verbetering van de behandeling van zowel deze groep als de groep patiënten met hogere FIGO-stadia en de meer agressievere vormen van endometriumcarcinoom (zoals sereus type carcinoom). In de vroege stadia van endometriumcarcinoom wordt op basis van een klinische en pathologische risico-inschatting vaak aanvullende radio- en/of chemotherapie gegeven, waarbij voor een deel van de patiënten dit een vorm van overbehandeling lijkt. Voor de hogere stadia hebben we nog geen goede en effectieve behandelvormen. Kennis van de moleculair-genetische veranderingen die ten grondslag liggen aan het ontstaan van endometriumcarcinoom kunnen behulpzaam zijn om de risicoinschatting te verbeteren. Verder kan deze kennis worden gebruikt voor de ontwikkeling van nieuwe effectievere doelgerichte geneesmiddelen bij de hogere stadia.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:219–25)
Lees verderNTVO - 2013, nummer 5, august 2013
M. Kwint , dr. J.S.A. Belderbos , prof. dr. M. Verheij
In 2000 is het beroep van physician assistant (PA) geïntroduceerd in de Nederlandse gezondheidszorg. Sindsdien zijn extramuraal en intramuraal steeds meer PA’s werkzaam op verschillende afdelingen. Sinds 2003 houdt het kabinet zich bezig met taakherschikking in de zorg. Binnen deze taakherschikking speelt de positie van de PA een belangrijke rol. Maar in de praktijk blijkt de PA nog een betrekkelijk onbekende beroepsgroep.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:183–8)
Lees verderNTVO - 2013, nummer 5, august 2013
prof. dr. G.A.M.S. van Dongen , dr. O.S. Hoekstra , dr. D.J. Vugts , dr. N.H. Hendrikse
Het afgelopen decennium zijn er vele geneesmiddelen beschikbaar gekomen voor tumorselectieve behandeling (‘targeted drugs’), waarvan monoklonale antilichamen en tyrosinekinaseremmers het meest in het oog springen. Hoewel deze geneesmiddelen een zekere klinische effectiviteit hebben, moet worden geconstateerd dat een beperkt aantal patiënten baat heeft bij deze behandeling en dat inzicht in het ‘targeting’ gedrag van deze middelen in het lichaam vrijwel volledig ontbreekt. Bovendien behoren ‘targeted drugs’ tot de categorie van ‘dure geneesmiddelen’ en hierover zijn recentelijk maatschappelijke discussies ontstaan met betrekking tot beschikbaarheid en vergoeding. In dit artikel bespreken we dilemma’s en uitdagingen in de huidige geneesmiddelenontwikkeling en leggen we uit hoe positronemissietomografie kan worden gebruikt om medicijnen in het lichaam af te beelden en te volgen. Eerste klinische bevindingen worden beschreven en het wordt aangegeven waarom de techniek in de nabije toekomt een steeds belangrijkere rol kan gaan spelen bij geneesmiddelenontwikkeling en patiëntselectie.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:175–82)
Lees verder