Samenvatting

Reeds lang geleden werd ontdekt dat er een verband bestaat tussen kanker en trombose. Trombose kan het eerste symptoom zijn van een kwaadaardige aandoening en treedt spontaan op bij ongeveer 10% van de patiënten met kanker. Bij sommige vormen van kanker is dit percentage aanzienlijk hoger. Omgekeerd ontwikkelen kankerpatiënten vaker trombose dan patiënten met een niet-maligne aandoening of gezonde personen. Trombose bij kankerpatiënten gaat gepaard met een slechte prognose, wat er op duidt dat lokale of systemische hypercoagulabiliteit de groei en metastasering van tumorcellen bevordert. Ondanks het feit dat veel kankerpatiënten (tot wel 80%) een abnormaal stollingsprofiel hebben, is de precieze samenhang tussen kanker en trombose en het mechanisme verantwoordelijk voor kankergerelateerde trombose nog steeds niet opgehelderd. Naast deze idiopathische veneuze trombose bij kanker, blijken kankerpatiënten tijdens behandeling met onder andere cytostatica, maar ook kankerpatiënten bij wie een hoge veneuze catheter is geplaatst voor toediening van medicamenten, ook veel vaker trombose te ontwikkelen dan kankerpatiënten die geen chemotherapie ondergaan of die geen katheter hebben. In 2007 heeft een richtlijnencommissie/panel van de ‘American Society of Clinical Oncology’ een aantal aanbevelingen geformuleerd betreffende het profylactisch toedienen van antistolling aan kankerpatiënten. Dit overzichtsartikel beschrijft de relatie tussen kanker en trombose en de therapeutische, dan wel preventieve behandeling van trombose bij kankerpatiënten.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2012;9:194–9)