NTVO - 2013, nummer 5, august 2013
prof. dr. H.W.M. van Laarhoven
Op 28 juni 2012 promoveerde mw. dr. H.W.M. van Laarhoven aan de Radboud Universiteit Nijmegen op haar promotieonderzoek getiteld ‘Rethinking distress: an exploration in religious studies and medicine’ onder begeleiding van prof. dr. J.B.A.M. Schilderman, verbonden aan de Faculteit van Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen van de Radboud Universiteit Nijmegen, en prof. dr. J.B. Prins van de afdeling medische psychologie van het UMC St Radboud. Hieronder staan de belangrijkste bevindingen van haar onderzoek weergegeven.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:213–5)
Lees verderNTVO - 2013, nummer 4, june 2013
drs. S. Kordes , prof. dr. H.W.M. van Laarhoven
Achtergrond: Het maag/oesofaguscarcinoom (EGC) is een belangrijke doodsoorzaak in Nederland. Met name patiënten die zich presenteren met gemetastaseerde ziekte hebben, ondanks behandeling met combinatiechemotherapie, een slechte prognose. Nieuwe doelgerichte therapieën zijn derhalve noodzakelijk.
Doel: In dit overzicht worden de fase III-studies besproken met doelgerichte middelen tegen de belangrijkste aangrijpingspunten bij het EGC, waaronder de epidermale groeifactorreceptoren (EGFR en HER2), vasculaire endotheliale groeifactorreceptor (VEGFR), ‘mammalian target of rapamycin’ (mTOR) en c-MET (rilotumumab).
Resultaten: Trastuzumab geeft als toevoeging aan eerstelijnschemotherapie een significant betere overleving bij HER2-positieve maagtumoren. Chemotherapie in combinatie met bevacizumab laat geen voordeel zien bij ongeselecteerde patiëntengroepen. Definitieve resultaten van fase III-studies met EGFR-en mTOR-remmers worden binnenkort verwacht, maar zijn vooralsnog teleurstellend. Rilotumumab wordt onderzocht bij een geselecteerde patiëntengroep met c-MET-expressie.
Conclusie: Doelgerichte therapie voor het gemetastaseerde EGC staat aan het begin van de ontwikkeling. De vertaalslag van biologische inzichten, met betere patiëntselectie, combinatiebehandelingen en nieuwe middelen, moet leiden tot betere uitkomsten voor deze patiënten.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:152–60)
Lees verderNTVO - 2012, nummer 6, september 2012
dr., ir. R. Winkels , prof. dr. H.W.M. van Laarhoven , prof. dr., ir. E. Kampman
Voeding en beweging dragen in belangrijke mate bij aan het voorkomen van (borst)kanker. Dit artikel richt zich op de rol van voeding en beweging na borstkanker. Tijdens de behandeling van borstkanker treden bij veel patiënten gewichtstoename en ongunstige veranderingen van lichaamssamenstelling op; deze veranderingen zetten vaak verder door na de behandeling. Overgewicht is geassocieerd met slechtere overlevingskansen en grotere kans op comorbiditeit. Er zijn aanwijzingen dat gewichtsverlies en voldoende lichaamsbeweging het risico op terugkeer van borstkanker en overlijden aan borstkanker verlagen. Het is niet duidelijk of een gezond voedingspatroon het risico op terugkeer van borstkanker verlaagd. Alcoholgebruik van borstkankerpatiënten is onderwerp van discussie, omdat het mogelijk het risico op terugkeer van de ziekte verhoogd, maar het risico op hart- en vaatziekten verlaagd. Er zijn geen duidelijke aanwijzingen om gebruik van voedingssupplementen of fyto-oestrogenen aan te raden voor vrouwen die borstkanker hebben gehad.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2012;9:256–61)
Lees verder