Bloedbank Sanquin meet al sinds de aanvang van de pandemie hoeveel bloeddonors antistoffen tegen COVID-19 in hun bloed hebben. Het meten van antistoffen bij donors geeft inzicht in de verspreiding van COVID-19 over Nederland. In januari werd vastgesteld dat het landelijk gemiddelde op 13,7% lag.
Sanquin meet ook specifieke IgM antistoffen, die komen bij een infectie als eerste op en verdwijnen snel weer. Daarmee geven ze een goede indicatie van aantallen recente besmettingen. Het aandeel van donors met IgM blijft stabiel sinds december. Dat betekent dat ongeveer evenveel donors recentelijk zijn geïnfecteerd als wat langer geleden. Dit suggereert dat de hoeveelheid nieuwe infecties momenteel stabiel is. De effecten van de Britse mutatie zijn nog niet goed zichtbaar, omdat de getallen achterlopen op de actuele infectiecijfers die het RIVM bijhoudt. De reden daarvoor is dat donoren pas bloed mogen geven als ze minimaal twee weken klachtenvrij zijn.
De verwachting is dat in de komende tijd het overzicht minder eenduidig wordt. Naast de echte infecties gaat ook vaccinatie bijdragen aan het aantal donors met antistoffen tegen corona. Daarom bereidt Sanquin Research op dit moment een uitbreiding van de studie voor: met een aanvullende test wordt bepaald hoeveel donors een infectie hebben doorgemaakt, en hoeveel zijn gevaccineerd.
Als wordt gekeken naar de regionale verschillen, dan valt op dat Noord-Brabant en Limburg het hoogste percentage donors met antistoffen in het bloed: 17,1%. In Zuid-Holland en Zeeland ligt het percentage op 13,6%, Gelderland 12,8%, Friesland, Groningen, Drenthe, Overijssel, Flevoland en het noorden van Noord-Holland 12,4% en zuid Noord-Holland en Utrecht 11,9%.
Bron